30% van de wereldbevolking heeft chronische pijn. Volgens de Global Burden of Disease is chronische pijn een belangrijke oorzaak van invaliditeit. Chronische pijn brengt kosten voor gezondheidszorg met zich mee, belemmert het lichamelijke functioneren, vermindert de levenskwaliteit en verkort de levensverwachting. Chronische pijn vergt een multimodale, multidisciplinaire aanpak, hoofdzakelijk door gezondheidswerkers.
De farmacokinetische veranderingen en de comorbiditeiten die optreden bij het verouderen, verhogen de risico’s van de behandeling. Je moet dan ook zoeken naar een evenwicht tussen pijncontrole en die risico’s.
Zelfmanagement van de pijn leert de patiënten hoe ze hun symptomen kunnen aanpakken. De theorie van de stadia van zelfmanagement van de pijn, die gebaseerd is op het model van stadia van verandering, deelt de patiënten in volgens hun wil en gedragingen: pre-contemplatie, contemplatie, actie en handhaving. Factoren die invloed uitoefenen op het zelfmanagement, zijn sociaaldemografische factoren, gezondheidsgeletterdheid (vermogen om informatie over de gezondheid te verkrijgen en toe te passen) en psychologische rigiditeit (onvermogen om de psychologische en gedragsreacties aan te passen). Ouderen geven vaak blijk van een geringe gezondheidsgeletterdheid, waardoor ze hun pijn niet goed kunnen managen.
Een Chinese transversale studie heeft de stadia van zelfmanagement geëvalueerd bij oudere patiënten met chronische pijn en heeft de factoren geanalyseerd die invloed uitoefenen op die stadia. 326 ouderen van gemiddeld 67,04 jaar (SD 6,47 jaar), van wie 60,4% mannen, met chronische pijn hebben vragenlijsten ingevuld over hun medische voorgeschiedenis, hun pijn, hun gezondheidsgeletterdheid en hun psychologische flexibiliteit. 54,6% van de respondenten had pijn sinds minder dan 5 jaar. De vorsers hebben door middel van univariate analyse en multipele ordinale logistische regressie gezocht naar de factoren die relevante invloed uitoefenden op de stadia van zelfmanagement.
Vier stadia van zelfmanagement van de pijn
De distributie tussen de stadia van zelfmanagement was als volgt:
- Pre-contemplatie (16,0%): ontkenning van de pijn of weigeren het nut van zelfmanagement te erkennen
- Contemplatie (31,6%): bewustwording van de voordelen van zelfmanagement, maar aarzeling wegens mogelijke barrières of een gebrek aan vertrouwen in de slaagkansen
- Actie (19,0%): opstarten van specifieke veranderingen zoals nieuwe levensgewoontes aannemen, gebruik van technieken om de pijn te verlichten of deelname aan steunprogramma’s,
- Handhaving (33,4%): gewoontes aannemen om de pijn te verlichten en aanpassing van het zelfmanagement om het welzijn op peil te houden.
De studie leert dat de stadia van zelfmanagement van de pijn bij die oudere patiënten moeten worden verbeterd. De meesten zitten in het stadium van handhaving en hebben dagelijkse gewoontes aangenomen om de pijn te verlichten. Een significant aantal blijft echter hangen in het contemplatiestadium en aarzelt dus om concrete maatregelen te nemen.
Factoren die invloed hebben op de stadia van zelfmanagement
De vorsers hebben factoren teruggevonden die in die cohorte invloed hadden op de stadia van zelfmanagement.
Een laag gemiddeld maandinkomen correleerde met de stadia van pre-contemplatie en contemplatie en dus met minder toegang tot medische en sociale hulpverlening. De respondenten met een hoger inkomen kregen gemakkelijker toegang tot betere middelen met het oog op zelfmanagement.
Niet roken of stoppen met roken is een gunstige factor. Roken verergerde de pijn en belemmerde het zelfmanagement.
Pijn gedurende lange tijd (≥ 5 jaar) correleerde met een hoger stadium van zelfmanagement doordat die patiënten meer ervaring en meer kennis hadden over pijnmanagement.
Een hoge gezondheidsgeletterdheid was bevorderlijk voor zelfmanagement doordat die mensen informatie over de pijn beter begrepen en gebruikten.
Patiënten met een rigidere psychologische structuur hadden foutieve ideeën over pijn, waardoor ze ook geen maatregelen voor een effectief zelfmanagement konden nemen. Vaak probeerden ze hun gewaarwordingen te vermijden of onder controle te brengen en streefden ze ernaar de negatieve invloed van de pijn op hun gedachten tegen te gaan. Die overdreven wil tot controle kan leiden tot een slechte pijnperceptie en zo negatieve emoties in de hand werken.
De studie is uitgevoerd bij een beperkt aantal ouderen, en de resultaten ervan kunnen dan ook niet zomaar worden veralgemeend. Een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek zou een vollediger beeld kunnen geven. En aangezien het een transversale studie betreft, kon ze dynamische veranderingen van de stadia van zelfmanagement niet vatten. Prospectieve longitudinale studies zijn nodig om de tendensen van die veranderingen en de relatie met de beïnvloedende factoren te analyseren.
Het aantal mensen in de verschillende stadia van zelfmanagement was ongelijk verdeeld. Slechts 33,4% van de patiënten zat in het stadium van handhaving. Er is dus ruimte voor verbetering. Factoren die die stadia beïnvloeden zijn, het gemiddelde maandelijkse gezinsinkomen, roken, de duur van de pijn, de gezondheidsgeletterdheid en de psychologische flexibiliteit. Om het zelfmanagement bij oudere patiënten te verbeteren, raden de vorsers aan regelmatig het stadium van zelfmanagement te evalueren en de behandeling van de pijn dienovereenkomstig aan te passen. Het is ook belangrijk het personeel op te leiden en gezondheidseducatie te voorzien, bv. adviezen voor rookstop en een gezondere levenswijze. Verpleegkundigen kunnen educatieve ondersteuning bieden en die combineren met relaxatietechnieken om de patiënten te helpen de pijn beter te verwerken. Cognitieve en gedragstherapie kan nuttig zijn bij patiënten met een rigidere persoonlijkheid en om misvattingen over pijn uit de wereld te helpen.
Bron: Geneviève Perennou • MediQuality / Medscape