Pijnstillende werking van geneesmiddelen tegen osteoporose

Geneesmiddelen tegen osteoporose verminderen de ontstekingsverschijnselen in het bot en hebben dan ook vaak een pijnstillend effect bij patiënten met een verminderde botdichtheid, zelfs als er geen sprake is van een fractuur. Een meta-analyse van 12 gerandomiseerde studies en 19 observatieonderzoeken geeft daar een overzicht van.

De beenderen worden bezenuwd, maar de bezenuwing vermindert van het periost naar de beenmergholte toe. Bij een fractuur of osteoporose leidt stimulering van de botcellen (osteoblasten en osteoclasten) tot een plaatselijke ontstekingstoestand en worden zenuwvezels geprikkeld door de neuropeptiden die worden afgescheiden (nerve growth factor, substance P en pro-inflammatoire cytokines waaronder TNF-α). Geneesmiddelen tegen osteoporose verminderen het botverlies en verbeteren de botdichtheid, waardoor ze de plaatselijke ontsteking en de zenuwprikkeling verminderen en de botpijn verlichten.

De groep van Maria-Eva Pickering (Clermont-Ferrand, Frankrijk) heeft de literatuur over de pijnstillende eigenschappen van geneesmiddelen tegen osteoporose in het reële leven doorgenomen. Uitgaande van 12 gerandomiseerde studies en 19 observatieonderzoeken hebben ze een gedetailleerde meta-analyse uitgevoerd.

De resultaten blijken te verschillen van geneesmiddel tot geneesmiddel

  • Bisfosfonaten (80% van de voorschriften voor osteoporose wereldwijd) binden de hydroxyapatietkristallen aan het botoppervlakken en remmen de activiteit van de osteoclasten. Alendronaat is het geneesmiddel dat de pijnscore het meest verlaagt, maar pamidronaat en risedronaat verminderen ook de lage rugpijn op lange termijn. Zoledronaat gaat de pijn in rust en in staande houding tegen in vergelijking met de placebo, vooral bij patiënten die tijdens de studie een nieuwe klinische fractuur hebben opgelopen. 
  • Denosumab is een monoklonale antistof tegen RANKL, het letterwoord van Receptor activator of nuclear factor kappa-Β ligand. RANKL regelt de vorming en de activatie van osteoclasten. In vijf prospectieve of retrospectieve studies (maar geen enkele gerandomiseerde studie) is een verbetering van de dorsolumbale pijn vastgesteld. 
  • SERM’s (selectieve oestrogeenreceptormodulatoren) zoals raloxifen verminderen de botresorptie en gaan het optreden van nieuwe wervelfracturen tegen. Ze remmen de afgifte van RANKL en zodoende de rekrutering en de activiteit van de osteoclasten. Prospectieve en post-hocanalyses hebben aangetoond dat raloxifen de levenskwaliteit van vrouwen verbetert en rug- en kniepijn vermindert.
  • Anaboliserende middelen die inwerken op de PTH1-receptor, zoals teriparatide en abaloparatide, twee PTH-analogen, verhogen de botaanmaak en -resorptie. Ze verbeteren de levenskwaliteit en de rugpijn significant.
  • Romosozumab is een gehumaniseerde monoklonale antistof tegen sclerostine, een glycoproteïne die de differentiatie, de vermenigvuldiging en de overleving van de osteoblasten remt. Sclerostine verhoogt de botaanmaak en onderdrukt de botresorptie. Er is nog geen gerandomiseerde klinische studie uitgevoerd om het effect ervan op de pijn te meten.

De auteurs erkennen dat de dorsolumbale pijn een secundair eindpunt was in de meeste van die studies. Rugpijn is echter over het algemeen multifactorieel en kan zowel te wijten zijn aan osteoporose als aan andere comorbiditeiten en ziektes zoals artrose, fibromyalgie, sarcopenie en fragiliteit, die bij een aantal patiënten invaliderend werken. Gezien die variabiliteit is het moeilijk uit te maken of geneesmiddelen tegen osteoporose in se een pijnstillende werking hebben. Misschien zouden we subgroepen van patiënten kunnen identificeren die goed reageren op geneesmiddelen. Dan zouden we de patiënten beter kunnen volgen en zouden we een behandeling op maat kunnen voorschrijven. 

 

BRON: Mediquality.net